Om het culturele jaar in schoonheid af te sluiten, hebben we op de valreep nog een voorstelling van Die Lustige Witwe meegepikt. Deze komische operette van Franz Lehár werd op 27, 28 en 29 december opgevoerd in zaal Capitole in Gent.
Het werd een zeer genietbare uitvoering door het ballet, het orkest en het koor van The Budapest Operetta and Musical Theatre. Uiteraard in het Duits, maar met Nederlandse boventiteling voor wie geen polyglot is.
Als liefhebber van klassieke muziek, opera en operette was ik natuurlijk al vertrouwd met dit stuk, maar voor mijn metgezellen van gisteravond was het hun eerste operette-ervaring. Miche en Annelies zijn wel musicalliefhebbers, maar operette is toch weer iets anders...
Gelukkig is Die Lustige Witwe prima geschikt als kennismaking met het operettegenre. Het verhaal speelt zich af in het Parijs van rond 1900. Sedert de première in 1905 (in het Weense Theater an der Wien) kent deze operette een onophoudend wereldwijd succes, met muzikale toppers als het overbekende Vilja-Lied en Da geh’ ich zu Maxim.
In 2005 zag ik nog een voorstelling in het Concertgebouw in Brugge, maar die vond ik niet zo goed als de opvoering van gisteravond in Gent. Het Budapest Operetta and Musical Theatre beschikt over uitstekende zangers en dansers, en het decor was verrassend, met werkende fonteinen op de bühne tijdens de tweede akte.
Niet enkel voor mij, maar ook voor Miche en Annelies was dit een positieve ervaring. In de toekomst zijn meer operettebezoeken dus zeker niet uitgesloten. En wie weet, misschien kan ik hen wel overhalen om eens mee te gaan naar een opera…
Afgelopen zomer hebben we nog eens een uitstapje gemaakt naar het provinciaal natuurpark het Zwin in Knokke-Heist, helemaal tegen de Nederlandse grens. Dat was alweer een hele tijd geleden, en sedertdien heeft het Zwin een behoorlijke metamorfose ondergaan.
Vroeger kwam je binnen via het vogelpark: een mini-dierentuin waar heel wat inheemse vogels opgesloten zaten in kooien. Dat is nu allemaal verleden tijd. Alle oude kooien, dierenverblijven en andere gebouwen (inclusief de voormalige koninklijke villa, die een tijd lang als restaurant dienst deed) zijn weg en hebben plaats gemaakt voor een modern bezoekerscentrum en veel groen, waterpartijen, wandelpaden en observatieposten vanwaar je de dieren nu in hun natuurlijke omgeving kunt bestuderen.
Naast het voormalige vogelpark was er dan ook nog de Zwinvlakte, een uniek slikke- en schorregebied. Dat beschermd natuurgebied is grotendeels onveranderd gebleven, maar er zijn ondertussen wel uitbreidingswerken uitgevoerd en ook in de komende jaren wordt nog aan verdere uitbreiding gewerkt.
Vorig jaar, op 10 juni 2016, werd het voormalige Zwin na heel wat werkzaamheden officieel heropend onder zijn nieuwe naam: het Zwin Natuur Park. Het wordt nu gezamenlijk beheerd door zijn nieuwe eigenaars, de Provincie West-Vlaanderen en het Agentschap Natuur en Bos van het Vlaamse Gewest. Vroeger waren het park en de vlakte eigendom van de Compagnie Het Zoute.
De voormalig burgemeester van Knokke, graaf Léon Lippens (vader van de huidige burgemeester), was een groot natuurliefhebber en ornitholoog, en stichtte in 1952 het natuurreservaat Het Zwin. Het was het allereerste natuurreservaat in België.
‘Zwin’ is niet alleen de naam van het park en het natuurgebied, maar ook van de waterloop waaraan het natuurgebied zijn ontstaan te danken heeft. De Zwinvlakte is niet alleen bekend omdat het een uniek vogelbroedgebied is, maar ook omwille van het bijzondere (en beschermde) plantje dat er groeit: de zogenaamde lamsoor (Limonium vulgare), in de volksmond ook zwinneblomme genoemd. In de zomer geeft de zwinneblomme de vlakte aan paarse schijn.
Eerder deze maand zijn we naar Mozart! geweest. Niet de man zelf natuurlijk, maar de musical, die dezer dagen opgevoerd wordt in de Antwerpse Stadsschouwburg. Twee jaar geleden stonden we nog bij zijn standbeeld in Wenen, aan de Opernring.
De openingsscène brengt ons meteen naar de spiegelzaal van het paleis Schönbrunn, waar de zesjarige Mozart in 1762 zijn eerste concert speelt in het bijzijn van keizerin Maria Theresia. De achtergrond is een enorm geprojecteerd beeld van de échte spiegelzaal, die ik meteen herken van ons bezoek aan de keizerlijke zomerresidentie.
Gedurende de hele musical worden enorme, prachtige foto’s van bestaande Weense en Salzburgse gebouwen gebruikt als achtergrond. Gecombineerd met het imposante podium van de schouwburg (het grootste theaterpodium van Europa!) en het ronddraaiende plateau, zorgen ze voor een indrukwekkend visueel schouwspel.
Na de openingsscène maken we een sprong in de tijd en ontmoeten we Mozart als jongvolwassene. Hij blijkt een rebelse rockster avant la lettre te zijn geworden (wat we ook al wisten van de film Amadeus uit 1984, van Milos Forman), maar tijdens de hele voorstelling is het wonderkind nooit ver weg. De musical vertelt Mozarts levensverhaal, met centraal de strijd tussen de mens (met al zijn gebreken) en het muzikale genie.
De originele, Duitstalige versie van deze musical van Michael Kunze (tekst) en Sylvester Levay (muziek) ging in 1999 in première in het Weense Theater an der Wien. Voor de Nederlandstalige productie werkte Music Hall samen met het Oostenrijkse musicalhuis Vereinigte Bühnen Wien.
Liefhebbers van Mozarts klassieke muziek zullen misschien wat ontgoocheld zijn, want op enkele korte uitzonderingen na, wordt de muziek van Mozart niet in deze musical gebruikt. Het is een moderne musical, met nieuwe muziek, die niet focust op Mozarts composities, maar op zijn persoon.
Wil je de musical zien, dan kun je nog vandaag (30 december) en op 5, 6 en 7 januari terecht in de Stadsschouwburg in Antwerpen. Een aanrader!
Herinner je je nog The Shining, de horrorthriller uit 1980 met Jack Nicholson, Shelley Duvall en Danny Lloyd? Die heb ik gisteren, dankzij Movie Classics van Kinepolis, terug op het grote scherm gezien (Net als E.T.enkele maanden geleden.)
Met Movie Classics biedt de bioscoopgigant filmliefhebbers de mogelijkheid om klassiekers uit de jaren 80 en 90 te (her)ontdekken. Een ticket kost maar 8,50 euro en is daarmee 2,40 euro goedkoper dan een gewoon bioscoopkaartje. Bijkomende voordelen zijn dat je geen reclameblok moet uitzitten en dat de film niet op een spannend moment ineens onderbroken wordt door een tijdverspillende pauze. Eigenlijk zouden alle voorstellingen zo moeten zijn: een aantrekkelijke(re) prijs en verder geen afleiding.
Indertijd heb ik The Shining twee keer in de bioscoop gezien: ik ben de film gaan bekijken van zodra hij in de zalen kwam, en een paar weken later stond hij toevallig ook op het programma voor een schoolvoorstelling. Dat ik ’m al gezien had, vond ik niet erg. Een Stanley Kubrick-film is altijd het herbekijken waard.
Al vond ik de film in 1980 natuurlijk wel een stuk enger dan gisteren. Dat heeft verschillende redenen. Ja, ik had ’m natuurlijk al gezien, maar dat was ondertussen al heel lang gelden. Maar ik ben zelf ook veranderd: ik was toen nog een stuk jonger, en dan maakt een horrorfilm sowieso meer indruk. Los daarvan zijn we ondertussen al veel meer gewoon op het gebied van horror. Maar inmiddels geloof ik ook niet meer in paranormale fenomenen, en dan verliest een film waarin helderziendheid een belangrijk element is, ineens een heel stuk van zijn overtuigingskracht…
De film is me al die tijd bijgebleven, en wou hem graag nog eens terugzien. Niet enkel om het intrigerende verhaal en omwille de acteerprestatie van Jack Nicholson, maar ook omdat Kubrick in deze film voor het eerst gebruikmaakte van een in die tijd bijzondere nieuwigheid op filmgebied: de steadicam. Ik herinner me nog dat ik als 17-jarige, toen ik The Shining voor het eerst zag, al heel erg geïnteresseerd was in het technische aspect van dat soort camera’s. Ik wist dat bij het draaien van een bioscoopfilm de camera vaak op een dolly of op een kraan gemonteerd werd (wanneer de camera zich moest kunnen verplaatsen), of op een statief (wanneer de camera mocht blijven stilstaan). Daarmee kon men stabiele beelden maken, wat niet kon wanneer een cameraman zijn camera gewoon in de hand of op de schouder hield.
De steadicam bracht daar verandering in. Daarmee was het voor een cameraman mogelijk om gewoon rond te lopen zonder dat het beeld ging schokken of trillen (zoals bij amateurfilmpjes het geval is). Ik vond de steadicam niet enkel interessant vanwege mijn interesse voor film, maar ook vanwege mijn belangstelling in fysica. De steadicam is een ingenieuze constructie waarbij de cameraman een harnas draagt waaraan de camera via een mechanische arm verbonden is. De constructie zorgt ervoor dat de bewegingen die de cameraman al stappend of al lopend maakt, zo goed als volledig gedempt worden, zodat de camera zelf niet schokt of trilt en een stabiel beeld produceert. Op de foto hieronder zie je regisseur Stanley Kubrick met steadicamoperator Garrett Brown.
Ik heb gisteren in ieder geval erg van de voorstelling genoten. Gedurende 146 digitaal gerestaureerde minuten was ik weer helemaal terug in 1980.
Op 15 augustus dit dit jaar was het een halve eeuw geleden dat Belgiës grootste surrealist overleed: René Magritte. Voldoende reden om de kunst van de man wat extra in de verf te zetten, dachten ze in Knokke-Heist. In het casino van de riante badstad aan de Noordzee bevindt zich immers Magrittes grootste kunstwerk: een muurschildering bestaande uit acht panelen van 4,3 meter hoog, samen 72 meter lang.
Dat kunstwerk, getiteld Le domaine enchanté (Het betoverde rijk), is normaal niet voor het grote publiek toegankelijk, maar kon afgelopen zomer wel bezocht worden in het kader van de Magritte Experience, een openluchttentoonstelling op het strand voor het casino. Le domaine enchanté is een soort ‘best of’ van Magritte: we vinden er elementen in terug die hij meermaals in zijn eerdere schilderijen gebruikte. Tijdens een bezoek aan de Magritte-zaal – zo heet de ronde zaal waar het kunstwerk zich bevindt – kregen de bezoekers een vakkundige uitleg bij de taferelen.
Heb je de tentoonstelling gemist en de Magritte-zaal in het casino niet kunnen bezoeken? Bekijk dan zeker mijn foto’s van de muurschildering en van de Magritte Experience in mijn fotoalbum op Google Photos.
De tentoonstelling had nóg een aandachtstrekker: in een reusachtige bolhoed kon je met een 3D virtual reality-bril een driedimensionale reis maken door de magische werken van René Magritte.
Wie de tentoonstelling afgelopen zomer gemist heeft, krijgt nu een herkansing. In het cultuurcentrum Scharpoord van Knokke-Heist loopt sinds eind oktober een vervolgtentoonstelling onder de naam Magritte en de zee / Magritte XXL. In die tentoonstelling worden een aantal elementen uit de zomerexpo herhaald: de grote pijp en de appelen, en een videovoorstelling over Le domaine enchanté. Ook de virtual reality-voorstelling, waarin je als bezoeker een reis maakt door een surrealistisch landschap gevuld met Magrittes kunstwerken, die vorig zomer in de grote bolhoed op het strand was te zien, kun je nu opnieuw bekijken.
Daarnaast zijn ook uitvergrotingen van bijna drie meter hoog te zien van twaalf van Magrittes meest bijzondere werken, samen met foto’s en een videodocumentaire die Magrittes leven illustreren.
Nog tot 14 januari dagelijks te bezichtigen, een must voor iedere Magritte-liefhebber!
In augustus schreef ik al een stukje over E.T. the Extra-Terrestrial, de bekende sciencefictionfilm van Steven Spielberg die dit jaar zijn 35e verjaardag viert (de film, niet Steven).
Voor de liefhebbers van de soundtrack is er nu ook E.T. the Extra-Terrestrial – 35th Anniversary Remastered Edition, een limited edition dubbel-cd om je vingers bij af te likken! Je zult begrijpen dat ik als liefhebber van het genre en levenslange fan van componist John Williams een gat in de lucht sprong toen ik dat nieuws vernam. Dat album wilde ik kost wat kost in mijn collectie hebben.
De soundtrack, ontegensprekelijk een van John Williams’ meesterwerken – hij won er zijn vierde Oscar mee –, wordt uitgebracht door La-La Land Records, een Amerikaans platenlabel dat gespecialiseerd is in film- en tv-soundtracks.
Toen de film eind 1982 uitkwam, heb ik meteen de filmmuziek gekocht. In die tijd waren er nog geen cd’s en moest ik dus genoegen nemen met de muziekcassette. Ik herinner me nog heel goed dat ik de muziek fantastisch vond, en dat ik er erg vaak naar geluisterd heb, ’s avonds op mijn kamer met de koptelefoon, toen mijn ouders dachten dat ik al sliep... (Dat deed ik wel vaker: naar muziek luisteren of een boek lezen na bedtijd.)
Maar de nieuwe dubbel-cd bevat veel meer dan dat cassetje van toen. Op disc 1 (23 tracks) staat nu alle muziek die voor de film geschreven is, inclusief stukken die niet in de film te horen zijn. Disk 2 bestaat uit twee delen: deel 1 (8 tracks) is het originele album uit 1982 (met muziek die speciaal voor dat album geschreven is), deel 2 (12 tracks) is een verzameling van alternatieve versies en additionele muziek.
In die laatste categorie zit de muziek die Williams in 1990 schreef voor The E.T. Adventure, de darkride in de Universal Studios waar je als bezoeker op vliegende fietsen boven de buitenwijken van L.A. én boven E.T.’s thuisplaneet kunt rijden. We hebben de attractie een paar keer kunnen bezoeken, erg leuk!
Ik zei het al: om je vingers bij af te likken dus. Ik ben heel erg in mijn nopjes met deze nieuwe dubbel-cd, waar alles bij elkaar maar liefst meer dan 2 uur en 36 minuten muziek op staat. Zowel disc 1 als disc 2 bevatten tracks en cues die nog niet eerder uitgebracht werden.
Het zijn hoogdagen voor Trekkies. Niet alleen is er de nieuwe tv-reeks Star Trek: Discovery (waarover ik het al had in mijn vorige blogbericht), er is ook... The Orville.
The Orville heeft in principe niets met Star Trek te maken, maar het is er duidelijk door geïnspireerd. Het is een parodie van de hand van Seth MacFarlane, de bedenker van Family Guy (waarvoor hij twee Emmy’s kreeg).
Daarnaast is McFarlane ook een Trekkie, die een jongensdroom in vervulling zag gaan toen hij de rol van Ensign Rivers mocht vertolken in twee afleveringen van Star Trek: Enterprise (The Forgotten en Affliction).
The Orville is geen komedie, maar sciencefiction met enkele komische elementen. De humor krijgt nooit de overhand en wordt geen slapstick, toch niet in de eerste drie afleveringen die ondertussen al uitgezonden werden. Het doet hier en daar misschien wat denken aan Galaxy Quest (de Star Trek-parodie uit 1999 met Tim Allen, Sigorney Weaver en Alan Rickman), maar dan toch een tikkeltje minder kolderiek. The Orville is dan ook eerder een hommage dan een persiflage.
Helaas is The Orville bij ons vooralsnog niet op tv of via streamingdiensten te bekijken. De afleveringen kunnen wel gratis bekeken worden via de Amerikaanse website van tv-zender Fox, maar geoblocking zorgt ervoor dat dat niet lukt vanaf een Europees IP-adres. Wie echter een beetje met een computer overweg kan, weet dat er manieren zijn om geoblocking te omzeilen. Heb je eenmaal uitgevist hoe je dat kunt doen, dan kun je voortaan iedere week de nieuwste aflevering van The Orville bekijken. (‘WWW’ betekent immers world wide web, nietwaar? World wide!)
The Orville is niet te vergelijken met Star Trek: Discovery. Gelukkig maar. Toch is de kans groot dat je als Star Trek-fan beide series zult kunnen appreciëren. Ze vertegenwoordigen twee erg uiteenlopende visies op het fenomeen dat Star Trek na 51 jaar geworden is. Discovery is duidelijk een hoogwaardige productie waar veel geld tegenaan is gegooid en die erg realistisch, intelligent en geloofwaardig wil overkomen; The Orville daarentegen is zichtbaar met meer bescheiden middelen gemaakt, neemt zichzelf niet al te serieus, maar is naar mijn gevoel bijzonder leuk entertainment. Ik ben dus fan van beide reeksen!
The Orville mag dan wel bescheidener zijn, toch zijn de visuals van een meer dan behoorlijk niveau. Ook aan acteertalent ontbreekt het niet. Uiteraard is er Seth MacFarlane zelf, die de rol van kapitein Mercer vertolkt. Daarnaast zien we Adrianne Palicki als commander Grayson, Penny Johnson Jerald als scheepsdokter Finn, en in aflevering 1 is er een gastrol weggelegd voor Victor Garber als admiraal Halsey.
Sci-fi-fans zullen Adrianne Palicki wellicht kennen van haar rol als Bobbi Morse in Agents of S.H.I.E.L.D., en Penny Johnson Jerald kennen de Trekkies natuurlijk nog als Kasidy Yates uit Star Trek: Deep Space Nine. Victor Garber kennen we dan weer als professor Martin Stein in Legends of Tomorrow en The Flash.
MacFarlane wist niet alleen enkele gekende acteurs, maar ook gekende regisseurs voor zijn project te strikken. Zo werd de eerste aflevering geregisseerd door niemand minder dan Jon Favreau (Iron Man, Cowboys & Aliens, The Jungle Book), de tweede door Robert Duncan McNeill (Tom Paris uit Star Trek: Voyager), aflevering drie door Brannon Braga (Star Trek en 24-scenarist en -producer), vier door James L. Conway (Star Trek-regisseur) en vijf door Jonathan Frakes (Will Riker uit Star Trek: The Next Generation)!
Vorig jaar vierden we 50 jaar Star Trek. Als je weet dat de originele Star Trek-tv-serie al na drie seizoenen gecanceld werd, dan mag het een klein mirakel heten dat de reeks anno 2017 nog (of weer?) springlevend is. Sedert begin deze week zijn namelijk op Netflix de eerste twee afleveringen van de nieuwste spinn-off, Star Trek: Discovery, te bekijken.
Als Trekkie in hart en nieren heb ik de nieuwe afleveringen uiteraard al een paar keer bekeken, en mijn eerste indrukken zijn bijzonder positief. Star Trek is terug, en hoe! De nieuwe reeks, die zich afspeelt 10 jaar vóór Kirk en Spock, is modern, aantrekkelijk in beeld gebracht, goed geschreven en goed geacteerd. Door terug te gaan naar wat bijna de oorspronkelijke tijdsperiode is (enkele jaren vóór de originele serie), wint men de harten van de allereerste fans. Tegelijkertijd oogt de reeks eigentijds en vernieuwend, met overtuigende visual effects. De eerste twee afleveringen lieten alvast sterke acteerprestaties zien van Michelle Yeoh en Sonequa Martin-Green (die we nog kennen als Sasha in The Walking Dead) en hadden een knap scenario. En dat allemaal in high definition! (Wat een verschil met vroeger.)
Het ruimteschip, de Shenzhou (nota bene ook de naam van een bestaand Chinees ruimtetuig), doet wat aan denken aan de Enterprise NX-01 (het schip uit de vorige Star Trek-reeks, Star Trek: Enterprise), maar dan wat moderner. Het schip ziet er zowel aan de binnen- als aan de buitenkant behoorlijk indrukwekkend uit, en dan hebben we de Discovery, waar het in deze reeks toch om gaat draaien, nog niet eens gezien. Daarvoor moeten we wachten tot aflevering 3. Nog vijf keer slapen.
In de eerste afleveringen duiken meteen enkele elementen op die we kennen van eerdere Star Trek- incarnaties: onder andere het Vulcan Learning Center (een school op de planeet Vulcan, die we kennen van de Star Trek-reboot uit 2009), Sarek (Spocks vader), en zelfs enkele kunstmatige en compleet overbodige lens flares (zoals in J.J. Abrams’ recente bioscoopfilms). Hopelijk gaan ze met dat laatste niet te veel overdrijven en was dit een eenmalig grapje van de makers.
En ook de Klingons zijn terug. In eerdere Star Trek-reeksen die zich ná de originele reeks afspelen (The Next Generation, Deep Space Nine en Voyager), zijn aardbewoners en Klingons bondgenoten, maar in de era van Star Trek: Discovery zijn de Klingons nog erg vijandig, zoals we in de eerste twee afleveringen al meteen ondervinden.
Als ik toch één minpuntje mag vermelden voor wat betreft de nieuwe reeks, dan zijn het die Klingons. Maar dat is een persoonlijk oordeel. Sommige fans zijn helemaal weg van de nieuwe Klingons, maar anderen hebben er toch hun bedenkingen bij.
In Discovery hebben ze nog maar eens een nieuwe look gekregen (lees: make-up, kledij etc.). Het lijkt wel of de makers van Star Trek het onderling maar niet eens kunnen worden over hoe de Klingons er eigenlijk uit moeten zien, want het is al niet meer de eerste keer dat ze dit veranderen. Maar goed, los daarvan vind ik hun nieuwe uniformen maar niks – het lijken wel kostuums uit een Shakespeare-drama –, en ze spreken veel te langzaam. Eerlijk gezegd doen ze me wat denken aan kleine kinderen van het eerste leerjaar die wat onwennig en met veel moeite uit een boekje moeten voorlezen. Je hoort ook duidelijk dat de acteurs het niet gemakkelijk hebben om te praten, en dat komt door het valse gebit dat ze als Klingon-vertolkers moeten dragen. Met name s-klanken blijken een harde dobber. Misschien had men die scènes beter gedubd, dan zou het wat overtuigender overkomen.
O ja, nu we het toch over Klingons hebben: Netflix heeft een bijzonder grapje uitgehaald. Wanneer je op Netflix een film of serie bekijkt, dan kun je zelf instellen of, en zo ja in welke taal, je ondertitels wilt zien. En nu blijkt dat je tussen de andere keuzemogelijkheden (Engels, Duits, Nederlands, Frans, ...) ook ‘Klingon’ kunt kiezen. Erg leuk voor wie het Klingon (min of meer) beheerst, of voor wie Klingon wil leren. En geloof me gerust, er zijn heel wat Trekkies die daar gek genoeg voor zijn.
Ik ben benieuwd hoe het verder gaat. De komende weken zit ik in ieder geval aan het scherm gekluisterd. In eerste instantie komen er acht afleveringen vanaf de première tot begin november. Die laatste aflevering van het eerste ‘chapter’ zal ongetwijfeld eindigen met een cliffhanger van formaat. Daarna zullen we geduldig moeten afwachten tot begin januari, wanneer het vervolg op ons losgelaten wordt. Het eerste seizoen zal uit vijftien afleveringen bestaan.
Vijftien is heel wat minder dan de tweeëntwintig of zesentwintig afleveringen die een seizoen van The Next Generation indertijd telde, maar momenteel is het een algemene trend in televisieland dat series minder afleveringen per seizoen krijgen. Dertien of zelfs tien afleveringen zijn tegenwoordig gebruikelijk voor heel wat nieuwe reeksen, dus met vijftien mogen we al bij al niet klagen. Al kan er natuurlijk nooit te veel Star Trek zijn...
Vanavond zijn we E.T. gaan bekijken in de bioscoop. Jawel, je leest het goed. Dit is geen oud blogbericht van 1982 of 1983 – in die tijd had overigens nog geen mens van blogs gehoord –, ik heb het wel degelijk over augustus 2017.
Dankzij Movie Classics van Kinepolis konden we deze klassieker van Steven Spielberg opnieuw op het grote scherm bekijken, een gelegenheid die we beslist niet aan ons voorbij wilden laten gaan.
E.T. is een van de films die in het collectief geheugen zit. Iedereen kent wel de beroemde uitspraak van het vriendelijke ruimtewezentje: ‘E.T. phone home’. Annelies had de film nog niet eerder gezien, maar was meteen helemaal overtuigd. ‘Zo zouden ze meer films moeten maken’, zei ze na afloop.
Voor Miche en ik is E.T. natuurlijk puur jeugdsentiment, en bovendien hebben we, behalve de film zelf, nóg een leuke E.T.-herinnering: de gelijknamige attractie in de Universal Studios in Orlando, die we op onze huwelijksreis in 1992 voor het eerst bezochten. In die attractie kon je als bezoeker zelf op een vliegende fiets boven het landschap rond L.A. vliegen, net als in de film!
E.T. won in 1983 vier Oscars, waaronder die voor de beste muziek. De score van E.T. is ontegensprekelijk een van John Williams’ meesterwerken. Uiteraard zit de soundtrack in mijn verzameling, maar het was een waar genoegen om de muziek nog eens te horen met de beelden erbij op een groot bioscoopscherm.
Dank je wel, Kinepolis, voor deze bijzondere ervaring. Movie Classics is een prima formule. Tegenwoordig kun je elke derde maandag van de maand een andere klassieker gaan bekijken.
Een ticket was trouwens 2,40 euro goedkoper dan een gewoon bioscoopkaartje, en bovendien was er geen vervelende reclame en geen irritante pauze! Zo hoort het, Kinepolis. Waarom kunnen jullie dat niet voor elke film zo doen?
Vanmorgen hoorde ik op de radio dat Chriet Titulaer overleden was. De correcte uitspraak van zijn voornaam is ‘Kriet’. Een beetje een speciale naam voor een speciale man. Als je net als ik in de jaren ’70 en ’80 naar de Nederlandse televisie keek, dan heb je ’m vast nog gezien. Hij had ook een speciale stem. Een rustige, bedaarde, ietwat hese stem met een onmiskenbaar Limburgs accent. En hij had een opvallende tuinkabouterbaard (vanaf de bakkebaarden helemaal onder de kin door, zonder snor).
Ik heb heel veel van Chriet geleerd. Ik heb hem leren kennen via zijn populair-wetenschappelijke programma’s op tv. Zijn rechtstreekse verslaggeving bij de eerste maanlanding in 1969 herinner ik me niet meer, daarvoor was ik nog te jong en bovendien zaten we toen wellicht naar de Belgische tv te kijken. (Ik mocht gelukkig wel opblijven voor die eerste maanlanding!) Maar zijn werk als presentator, eerst bij Teleac en later bij TROS Wondere Wereld, zie ik nog zo voor me. Ik heb natuurlijk ook enkele boeken van Chriet: onder andere Het Grote Planetenboek, De Mens en het Heelal en De Mens en het Weer.
Een ander project van hem was het Huis van de Toekomst, dat in 1989 werd geopend in het Autotron in Rosmalen. Enkele jaren later hebben we dat huis bezocht. Het zat vol met slimme technologie en gaf de bezoeker een voorsmaakje van hoe we in de nabije toekomst zouden kunnen wonen en leven. Heel wat van Chriets voorspellingen uit de jaren tachtig zijn ondertussen werkelijkheid geworden, zoals glasvezelcommunicatie op grote schaal, themakanalen op tv, telewinkelen, beeldtelefoons en interactieve digitale encyclopedieën. Maar met zijn voorspelling dat velen van ons tegen het jaar 2000 met een computerchip in onze hersenen zouden rondlopen, zat hij er toch een klein beetje naast.
En dan werd het een beetje stil rond Chriet. Hij kwam niet meer op tv, en op het internet was hij nergens te bespeuren. Dat vond ik een beetje vreemd. Waarom had de man, die in de ban was van wetenschap en technologische innovaties en ervan hield zijn kennis daarover op een begrijpbare manier met een zo groot mogelijk publiek te delen, geen eigen website? Waarom heeft hij geen Facebookpagina en geen Twitter-account? Waarom had hij geen tv-programma meer of werd hij niet uitgenodigd in talkshows?
Het antwoord op die vragen is jammer genoeg zijn wankele gezondheid. Hij leed aan diabetes en kreeg in 1999 een herseninfarct. Sedertdien was hij slecht ter been en had concentratieproblemen. Zijn laatste jaren bracht hij door in een verzorgingshuis.
Dank je wel, Chriet, voor alle mooie tv-momenten, interessante weetjes en leerrijke, mooi geïllustreerde boeken! Ik heb er heel wat van opgestoken!
Ik wil besluiten met een vrolijke noot: dit grappige beeldfragmentje uit 1985 waarin Chriet Titulaer demonstreert hoe je vanop je fiets mobiel kunt bellen (of je op die manier ook veilig de weg op kunt, laat ik even in het midden):
Er loopt weer een sci-fi-thriller in de bioscoopzalen: Life. De film speelt zich helemaal af op het ISS (het International Space Station) en is alleen daarom al de moeite van het bekijken waard voor al wie geïnteresseerd is in ruimtevaart. Al moet ik er meteen bij zeggen dat de makers het toch niet al te nauw schijnen te nemen met de werkelijkheid. Het ISS uit de film lijkt weliswaar op het echte ISS dat nu al bijna twintig jaar rond de Aarde draait, maar kenners zullen meteen in de gaten hebben dat er toch heel wat zaken zijn die niet kloppen.
Om maar enkele voorbeelden te noemen: de ‘slaap-capsules’ die we in de film te zien krijgen, lijken in de verste verte niet op de cabines waarin de echte ISS-astronauten slapen, de echte Cupola-module met de uitkijkvensters is in werkelijkheid een heel stuk kleiner dan in de film, en in het echt duurt het ook véél langer vooraleer een astronaut zijn ruimtepak aangetrokken heeft. Maar goed, dat zijn zaken die een ruimtevaartkenner als ik meteen opmerkt, maar waar de gemiddelde bioscoopbezoeker geen weet van heeft. Het doet verder ook niets af aan het verhaal, het is tenslotte geen documentaire.
In de film is het ISS uitgebreid met een extra laboratorium. Dat laboratorium is uitgerust om onderzoek te verrichten naar een monster (niet in de betekenis van een Godzilla-achtig beest, maar in de betekenis van een staal) van de Marsbodem, die door een ruimtesonde naar het ISS gebracht wordt.
De koppeling van de Mars-sonde aan het ISS verloopt nogal ruw. Kenners zullen ook hier meteen opmerken dat het er in de werkelijkheid absoluut niet zo aan toegaat als in de film. Ook de koppeling van een Sojoez-capsule gebeurt aan een een onverantwoord grote snelheid. Maar goed, er moet blijkbaar voor wat spektakel gezorgd worden.
De film komt wat traagjes op gang, maar na verloop van tijd wordt het een bloedstollende thriller. Ondanks het feit dat ik heel wat keren de bedenking heb gemaakt dat het in de werkelijkheid toch wel helemaal anders zou gaan, heb ik een aantal keren op het puntje van mijn stoel gezeten. En dat kan deugd doen, zo af en toe eens een film zien waar waar je eens goed van schrikt. (En neen, ik krijg daar achteraf geen nachtmerries van.)
Je kunt al min of meer raden wat er gebeurt: de Mars-sonde heeft inderdaad Martiaans leven meegebracht, in de vorm van een eencellig wezen dat in een soort winterslaap verkeert. Wanneer het warmte, zuurstof en voedingsstoffen toegediend krijgt, begint het te groeien. Eerst lijkt het allemaal vrij onschuldig, maar al gauw loopt het behoorlijk uit de hand. Het ding blijkt sterker te zijn dan het eruit ziet, is intelligent en reageert vrij agressief. Het duurt niet lang, of een van de zes astronauten moet het met zijn leven bekopen (en het zal niet bij één slachtoffer blijven).
Op zich heeft de film wel enkele raakpunten met de realiteit. Wanneer we ooit microscopisch leven zouden ontdekken elders in ons zonnestelsel, dan zal dat leven zeker niet meteen naar de Aarde gebracht worden om het te bestuderen. Net als in de film zullen er quarantaine- en andere voorzorgsmaatregelen getroffen worden om contaminatie met het Aardse leven te voorkomen. De studie van bodemmonsters van werelden waar we de mogelijkheid tot leven vermoeden, zal daarom niet op Aarde gebeuren, maar bijvoorbeeld in een speciaal daarvoor uitgerust lab in het internationaal ruimtestation.
Maar zo goed blijken de voorzorgsmaatregelen in de film toch niet te zijn, want het buitenaardse wezen slaagt erin uit het laboratorium te ontsnappen en het ISS onveilig te maken. Hoe het verder afloopt, vertel ik niet, maar als je gaat kijken, weet dan dat er je enkele spannende ogenblikken te wachten staan (denk Alien), ook al zijn de gebeurtenissen soms eerder onwaarschijnlijk.
Bekende namen in deze film zijn Jake Gyllenhaal (The Day After Tomorrow, Prince of Persia, Everest, Demolition), Rebecca Ferguson (The Girl on the Train, Mission: Impossible, The White Queen), Ryan Reynolds (Green Lantern, Deadpool) en Hiroyuki Sanada (Sunshine, Lost, The Wolverine).
De nieuwste Disney-film, Beauty and the Beast, draait al een aantal weken in de zalen en oogst bijzonder lovende kritieken. Miche en Annelies waren al gaan kijken op een ‘Ladies at the Movies’-event, maar zelf heb ik me daar natuurlijk niet aan gewaagd. Veel te veel oestrogeen geconcentreerd op één plaats, wat onvermijdelijk leidt tot een ondraaglijk getater en gekwebbel van jewelste.
Ik heb dus geduldig een rustiger moment afgewacht. Heel wat vrienden en kennissen hadden de film ondertussen al gezien, en ze hadden zich daar op Facebook allemaal bijzonder lovend over uitgelaten. Mijn verwachtingen waren dus hooggespannen.
Het gaat om een liveaction remake van de gelijknamige Disney-animatieklassieker uit 1991. Heel wat fans van deze klassieker waren, net als ik, erg benieuwd wat Disney ervan zou maken. Het resultaat mag bijzonder geslaagd genoemd worden. Deze nieuwe versie van het gekende sprookje is heel trouw aan het origineel, en leent ook elementen uit de gelijknamige Broadwaymusical, die net als de filmversie enorm veel succes oogst. Nog niet zo heel lang geleden zijn we trouwens nog de Vlaamse musical-versie gaan bekijken in Gent.
Hoofdrolspeelster is de jonge actrice Emma Watson, vooral bekend door haar vertolking van Hermione Granger in de Harry Potter-films. Het is de eerste keer dat Watson in een film haar zangkunsten ten gehore brengt, en het mag gezegd: ze doet dat bijzonder goed.
Dat geldt overigens voor de hele cast, waarin we heel wat bekende namen terugvinden: Kevin Kline als Maurice, Ewan McGregor als Lumière, Ian McKellen als Cogsworth en Emma Thompson als Mrs. Potts. Verder ook nog met Dan Stevens als Beast, Luke Evans als Gaston, Josh Gad als Lefou, Hattie Morahan als Agathe en Audra McDonald als Madame de Garderobe.
Naast de zoetgevooisde stem van Emma Watson was ik vooral onder de indruk van de bariton van Dan Stevens en de lyrische soprano van Audra McDonald, die zonder meer fantastische zangprestaties neerzetten.
Ondertussen maakt de soundtrack natuurlijk al deel uit van mijn muziekverzameling. Er is keuze uit twee versies: de gewone versie met 19 tracks (waaronder drie nummers die opnieuw werden ingezongen door Céline Dion, Ariana Grande, John Legend en Josh Groban) en de Deluxe Edition met in totaal 52 tracks. Die laatste is een dubbelalbum, met naast de liedjes uit de film ook enkele demo’s en de instrumentale score van Alan Menken.
Ik kan je nu al vertellen dat deze nieuwe Deluxe Edition mijn favoriete versie is. In mijn verzameling zitten ook nog de originele originele soundtrack van de animatiefilm uit 1991 (met de titelsong gezongen door Angela Lansbury als Mrs. Potts) en de Nederlandstalige musicalversie uit 2007 (met Ann Van den Broeck als Belle).
Na twintig jaar is er weer een Hard Rock Cafe in Antwerpen. De vorige (de eerste in België) sloot in 1997 de deuren. Vanaf 2012 had België terug een Hard Rock Cafe op de Grote Markt in Brussel, en sedert vorige maand kunnen de liefhebbers dus ook weer op de Antwerpse Groenplaats terecht.
Wereldreizigers kennen het Hard Rock Cafe natuurlijk. In zowat iedere stad van betekenis vind je er een. De keten heeft meer dan 200 restaurants verspreid over de hele wereld, en ook enkele hotels en casino’s.
De restaurants zijn gethematiseerd, er worden muziekvideo’s afgespeeld en de muren zijn bekleed met rock-’n-roll-memorabilia. Niet dat we grote fans zijn van rock-’n-roll, maar we vinden het eten hier wel lekker. De luide muziek moeten we erbij nemen, maar dat valt al bij al wel mee. In Antwerpen stond de muziek in elk geval niet té hard. De memorabilia aan de muren hebben in de Antwerpse vestiging overigens bijna allemaal iets met diamanten te maken, omdat Antwerpen nu eenmaal het hart van de wereldwijde diamantindustrie is.
Twee jaar geleden hebben we deze internationale keten leren kennen in Boedapest, en sindsdien bezochten we ook al de Hard Rock Cafe’s van Wenen, Keulen, Brussel en Londen. Het Hard Rock Cafe in Londen, bij Hyde Park Corner, is het eerste en oudste ter wereld en werd geopend in 1971. Vroeger wisten we uiteraard al van het bestaan van de keten af, maar we waren nooit eerder in een Hard Rock Cafe binnen geweest.
We maken ook dankbaar gebruik van het Hard Rock Rewards-programma: met een unieke code op je kassabon kun je online rewards verzamelen, zoals een flinke korting bij een volgend bezoek, of priority seating.
Van dat laatste hebben we in Antwerpen dankbaar gebruik gemaakt. Hard Rock Cafe’s worden over het algemeen druk bezocht, en het is dan ook niet ongebruikelijk dat je rond etenstijd een half uur tot een uur moet wachten alvorens er een tafeltje beschikbaar is. Je krijgt dan een buzzer, waarmee je opgeroepen wordt wanneer je tafel vrij is. Ondertussen kun je alvast een cocktail drinken aan de bar of even rondkijken in de Hard Rock Shop. Het gezin dat net vóór ons naar binnen ging, kreeg te horen dat de wachttijd een uurtje was. Met onze priority seating coupon (met de tekst ‘Real rock stars don’t wait in lines...’) kregen we echter ogenblikkelijk een tafeltje aangeboden. Toch wel meegenomen als je grote honger hebt. Blijkbaar houden ze altijd een of twee tafeltjes vrij voor hoge gasten als wij...
Het personeel in deze nieuwe vestiging is – net zoals in de andere Hard Rock Cafe’s trouwens – erg vriendelijk, de bediening is zoals het moet zijn en het eten is bijzonder lekker. Als we nog eens in Antwerpen zijn, is de kans erg groot dat we hier terugkomen. Over enkele maanden hopen we het Hard Rock Cafe van Berlijn aan ons lijstje te kunnen toevoegen.
Op de bovenverdieping van het shoppingcenter Stadsfeestzaal aan de Antwerpse Meir loopt momenteel de tentoonstelling The Art of Banksy, met een overzicht van de kunst van de beroemde – ’s werelds meest beruchte! – straatartiest.
Beroemd van naam dan, want eigenlijk weet bijna niemand precies wie Banksy is. De Britse kunstenaar, die donkere humor combineert met politieke boodschappen en maatschappelijke thema’s, verschuilt zich namelijk angstvallig achter zijn pseudoniem en blijft voor de rest anoniem. In de enkele foto’s en video-interviews die er van hem zijn, is zijn gezicht onherkenbaar gemaakt.
Banksy’s werk is een combinatie van graffiti en sjabloontechniek. Dat laatste stelt hem in staat om erg snel te werken, want als hij op straat of op andere openbare plaatsen werkt, wil hij zich natuurlijk zo snel mogelijk uit de voeten maken om niet betrapt te worden.
Vaak zijn artiesten aanwezig bij de opening van hun tentoonstelling, maar dat was bij The Art of Banksy uiteraard niet het geval (tenzij hij daar incognito rondliep, natuurlijk, niemand zou hem immers herkennen). De tentoonstelling wordt georganiseerd door de fotograaf Steve Lazarides, op wiens naam ook Banksy’s website geregistreerd staat en die als tussenpersoon voor de kunstenaar werkt.
In een video die op de tentoonstelling wordt getoond, is ook te zien hoe Banksy als bezoeker een museum binnenstapt en er op een onbewaakt moment een van zijn eigen schilderijtjes snel aan de muur hangt tussen de andere kunstwerken in, inclusief een tekstkadertje met de uitleg bij het werk.
De tentoonstelling in Antwerpen werd wegens aanhoudend succes verlengd. Deze retrospectieve van Banksy’s kunst, met meer dan 80 van zijn ‘off-street’-meesterwerken, foto’s en videobeelden, is er nog te zien tot en met 7 mei. Allen daarheen!
Het is zowat vier jaar geleden dat we een voorstelling van Cats bijwoonden in het Oostendse casino-kursaal. In de paasvakantie van 2017 konden we onze favoriete musical weer gaan bekijken in de nieuwe Koningin Elisabethzaal in Antwerpen.
En ja hoor, ze waren er weer allemaal: Jennyanydots, Jellylorum, Grizabella de glamourkat, de boosaardige Macavity, de magische Mr. Mistoffelees, Munkustrap, Victoria, de macho rock’n’roll-kater Rum Tum Tugger, Gus de theaterkater, Shimbleshanks de spoorwegkater, de ietwat obese Bustopher Jones en het beruchte dievenduo Mungojerrie en Rumpleteazer, met aan het hoofd van de bende de oude, respectabele Old Deuteronomy.
Voor een uitgebreidere beschrijving van de musical, het verhaal en de muziek verwijs ik graag naar mijn verslagje van vorige keer.
Bij de pauze stonden we als eersten in de rij voor een meet-and-greet en een foto met Old Deuteronomy.
Het was meteen ook de eerste keer dat we in de nieuwe Elisabethzaal kwamen. Tussen 2012 en 2016 werd de oude zaal afgebroken en werd hier een compleet nieuwe concert- en evenementenzaal gebouwd. De zaal werd eind vorig jaar heropend, telt 2000 zitplaatsen en biedt een uitmuntende geluidsresonantie en akoestiek. Beweegbare panelen aan het plafond zorgen ervoor dat het geluid perfect geprojecteerd wordt.
Zowel de muziek als het gezang van de katten klonk daardoor ronduit fantastisch!
Ongeveer een jaar geleden las ik een artikeltje over een stadsgenoot van mij die een boek wou maken over de Commodore 64, een thuiscomputer waar ik in de jaren ’80 heel veel plezier aan heb beleefd. Mijn interesse was meteen gewekt.
Het bleek te gaan om een crowdfundingproject bij Kickstarter. Auteur Koen De Brabander zocht 275 mensen die bereid zouden zijn om zijn boek op voorhand te bestellen, zodat hij uit de kosten kon komen. Ik heb niet lang getwijfeld en tekende meteen in. Dat zouden uiteindelijk meer dan 500 Kickstarter- en Megafounder-‘backers’ doen, die allemaal bij naam in het boek vermeld worden.
8-BIT KIDS – Growing up with the Commodore 64 is een heerlijk nostalgisch boek, dat mij als het ware in de tijd terugflitste naar het begin van de jaren ’80. Ik had net mijn allereerste computer, de Commodore VIC-20, ingeruild voor de opvolger, de krachtigere C64. Die computers verschilden heel erg van de exemplaren die ik tegenwoordig gebruik. Zowel de VIC-20 als de C64 zagen eruit als een dik computerklavier, waar alle electronica onder verstopt zat. Je moest ze aansluiten op een gewoon tv-toestel, wat er uiteindelijk toe leidde dat ik van mijn ouders mijn eigen zwart-wit-tv’tje kreeg, zodat ze weer gewoon naar het journaal en naar De Showbizzquiz met Ron Brandsteder konden kijken terwijl ik mijn programmeerkunsten botvierde.
Het toestel beschikte niet over een harde schijf of een diskettestation en had natuurlijk ook geen cd-lezer of usb-aansluiting. En geen internet, mocht je daaraan twijfelen. Programma’s en data konden opgeslagen worden op audiocassettes, via een apart aan te kopen cassetterecorder. Het duurde tergend lang om op die manier iets van betekenis te lezen of te schrijven, maar de voldoening was des te groter wanneer het langverwachte resultaat uiteindelijk op het scherm verscheen.
Van downloaden via het internet was toen nog absoluut geen sprake, maar op de Nederlandse radio was er een wekelijkse uitzending die computerprogrammaatjes in Basicode met veel gekraak en gepiep de ether in stuurde. Dat kon je dan opnemen op audiocassette en op die manier in je computer laden. Bij mijn VIC-20 heb ik altijd de cassetterecorder gebruikt, maar voor mijn C64 kocht ik al gauw een extern diskettestation. Dat ging toch een heel stuk vlotter.
Ja, het was een leuke tijd. Erg primitief als ik er nu op terugblik, maar bijzonder leuk. Dankzij het experimenteren met dat toestel heb ik in die beginjaren heel veel computerkennis opgedaan.
In het boek volgen we de Commodore 64-ervaringen van de auteur en zijn vrienden, en ondertussen steken we ook nog wat op over de technologische ontwikkelingen en de tijdgeest van die periode. We beleven als het ware de tachtiger jaren opnieuw, en dat is voor een prille vijftiger als ik best leuk. Het boek is geïllustreerd met tal van foto’s, en ik heb het met heel veel plezier gelezen.
Na een aantal jaren heb ik mijn Commodore 64 ingeruild voor zijn opvolger: de Amiga, net als de C64 een toestel dat zijn tijd behoorlijk ver vooruit was. Het eerste model, de Amiga 1000, vond ik aanvankelijk te duur, maar al gauw was ik de trotse bezitter van een betaalbaardere Amiga 500, mijn eerste computer met een grafische gebruikersinterface en een muis. Als ik daar ook nog een nostalgisch boek over vind, wil ik het absoluut hebben!
Edit 2017-04-10: net van de auteur zelf vernomen dat hij momenteel druk bezig is met de voorbereidingen voor een boek over de Amiga. Ik kijk er in ieder geval halsreikend naar uit!
Ik heb op deze blog al meermaals over FACTS geschreven, dat ondertussen uitgegroeid is tot het grootste Comic Con-evenement in de Belenux en op een internationaal publiek kan rekenen. Afgelopen weekend vond in Flanders Expo de Spring Edition 2017 plaats. Ja, FACTS blijft maar groeien en heeft sedert vorig jaar niet één, maar twee edities: eentje in de lente en eentje in de herfst. Blijkbaar blijft de vraag groot naar dergelijke evenementen, want beide edities trekken héél veel volk.
Ik kom erg graag naar FACTS. De organisatoren hebben ondertussen erg veel ervaring kunnen opdoen, en het is een gestroomlijnde, goed georganiseerde machine geworden. Alles is er prima geregeld. Elk soort bezoeker komt er aan zijn trekken: de verzamelaars, de cosplayers, de gamers, degenen die hun favoriete acteurs en actrices willen ontmoeten, degenen die voor de complete VIP-ervaring willen gaan, of degenen die gewoon met vrienden en gelijkgezinden een leuke dag of een fijn weekend willen beleven.
Ik ga voornamelijk om acteurs en actrices van mijn favoriete series over hun werk te horen vertellen op de panels en Q&A’s, maar ik wil ook de rest van FACTS niet missen. Daardoor kom ik niet toe met één dag, en maak ik er tegenwoordig graag een weekendje van (als mijn drukke agenda het toelaat, tenminste, want ik heb ook nog andere hobby’s en activiteiten).
Op dag 1 heb ik voornamelijk de Q&A’s bijgewoond. De eerste gast was Spencer Wilding. Vóór hij op de gastenlijst van FACTS verscheen wist ik niet wie hij was, maar hij blijkt de man te zijn achter het Darth Vader-masker in Rogue One. Hij was ook te zien in enkele Harry Potter-films en vertolkte rolletjes in Game of Thrones, Batman Begins, Doctor Who en Guardians of the Galaxy. Wegens zijn relatieve onbekendheid was er jammer genoeg maar weinig belangstelling voor zijn Q&A en voor zijn autogrammen. Voor de andere gasten zat de zaal telkens afgeladen vol en moesten er zelfs mensen rechtstaan.
Nathan Fillion ken ik voornamelijk als Captain Malcolm Reynolds (‘captain tightpants’) uit Firefly, Joss Whedons bijzonder geslaagde mix tussen sci-fi en western, die helaas en tot groot ongenoegen van een grote schare toegewijde fans na amper 14 afleveringen werd gecanceld. Hij had ook een rol in Whedons Dr. Horrible’s Sing-Along Blog (met Felicia Day en Neil Patrick Harris). Tegenwoordig is Fillion vooral gekend van zijn titelrol in de politieserie Castle. Fillion was één van de twee Firefly/Serenity-acteurs op FACTS. Ook medespeelster Morena Baccarin (Inara) was te gast op deze con.
Na Nathan Fillion was het de beurt aan Amanda Tapping, die ik drie jaar geleden voor het eerst ontmoet heb op FedCon, de grote sci-fi-con in Duitsland waar ik jaarlijks naartoe trek. Amanda Tapping kennen we als de sympathieke Sam Carter uit de Stargate-franchise, en als de ietwat mysterieuze dr. Helen Magnus in Sanctuary.
De volgende acteur was enkele jaren geleden nog gewoon DJ en heeft nog maar één rol van betekenis op zijn palmares, bovendien met bijzonder weinig dialoog. Toch wist hij een volle zaal te trekken: Kristian Nairn, bekend als de onnavolgbare Hodor uit Game of Thrones. Nairn mocht zijn DJ-talenten ook botvieren tijdens FACTS – The Sequel, de FACTS-afterparty die zaterdagavond plaatsvond in Flanders Expo. Not my cup of tea, maar heel wat mensen zullen zich daar ongetwijfeld goed geamuseerd hebben.
Maar voor het eind van de dag stonden nóg drie Q&A’s op het programma. De eerste daarvan was die van Ben McKenzie, die de rol van detective James Gordon vertolkt in de DC-serie Gotham, een reeks die ons laat kennismaken met de origin stories van heel wat villains uit de Batman-franchise. Gotham speelt zich af tijdens de jeugd van Bruce Wayne (spoiler: de latere Batman!).
Wat ik op deze FACTS geleerd heb, is dat Ben McKenzie getrouwd is met Morena Baccarin, de volgende gaste. Ook Baccarin heb ik eerder al ontmoet, in 2008, tijdens FACTS 18. Ik ken haar van Firefly en Serenity en heb haar later ook aan het werk gezien in Stargate SG-1, V, Homeland en Gotham.
De dag werd afgesloten met een Firefly-dubbelpanel met de twee Firefly-acteurs, Morena Baccarin en Nathan Fillion.
Op dag 2 heb ik de rest van FACTS bekeken en heb ik maar één panel bijgewoond: het Gotham-dubbelpanel met Morena Baccarin en haar echtgenoot Ben McKenzie, die het publiek warm maakten voor het aankomende seizoen van Gotham, waar we hopelijk niet al te lang meer op moeten wachten.
Hoewel de Q&A’s erg druk bijgewoond worden, vermoed ik dat de meeste bezoekers toch voor andere zaken komen. Er is dan ook van alles te doen en te beleven op FACTS. Om te beginnen zijn er de vele stands met merchandise, waar verzamelaars van alles en nog wat hun hartje kunnen ophalen. Action figures, schaalmodellen, T-shirts, comics, boeken, cd’s, dvd’s, blu-rays, games, lightsabers, sonic screwdrivers, pins, bordspellen, kostuums, uniformen, posters, en nog véél, véél meer. Je kunt het zo gek niet bedenken, of je komt het wel tegen bij een van de standhouders.
Dan zijn er de vele artiesten, die graag een tekening voor je maken en die je graag te woord staan over hun creaties; er zijn fotosessies en handtekeningensessies met de acteurs, er zijn workshops en demonstraties. Je kunt een bezoek brengen aan de vele fanclubs die je graag wegwijs maken in de werelden van Star Trek, Star Wars, Harry Potter of Doctor Who.
En dan is er natuurlijk de cosplay. Heel wat FACTS-bezoekers komen verkleed als een van hun favoriete personages uit comics, films, tv-reeksen, anime-reeksen of games, laten zich graag fotograferen en/of doen mee aan de cosplay-wedstrijd. Sommigen hebben afgelopen week nog snel iets gekocht of in elkaar geflanst (kom je verkleed, dan krijg je korting op de toegangsprijs), anderen zijn maanden bezig geweest met het ontwerpen van gedetailleerde, bijzonder waarheidsgetrouwe creaties. Cosplayers kunnen hun kostuums showen op de catwalk, meelopen met een van de Cosplay Parades, deelnemen aan de FACTS Cosplay Contests of meedingen bij de ECG Selections (European Cosplay Gathering). Op het grote podium in de cosplay-hal voeren ze een korte act op, en sommigen laten daarbij hele decorstukken aanrukken.
De cosplayers zijn van allerlei slag. Harley Quinn en Deadpool blijken nog altijd erg populair, en behalve superhelden, supervillains, personages uit games, uit de Marvel- en DC-werelden, uit sci-fi- en fantasy-films of -series, heb ik deze keer toch ook heel wat Disney-figuren gezien. Beauty and the Beast is tegenwoordig natuurlijk in, en ik kwam ook nog de halfgod Maui uit Disneys Vaiana (hier uitgebracht onder de titel Moana) tegen.
Aan eten en drinken is er op FACTS ook geen gebrek. Verschillende catering-standen staan over de beurs verspreid, en er is overal voldoende gelegenheid om te zitten. Dat was vroeger ooit anders. Bij Brainfreeze hebben ze bijzonder lekkere koffie! En ik heb me natuurlijk weer tegoed gedaan aan mijn favoriete Japanse snack: overheerlijke onigiri. Japan is overigens opvallend aanwezig op FACTS. Dat komt wellicht door het succes van manga (de Japanse comic) en anime (de Japanse animatiefilm).
In het najaar is er alweer een FACTS, maar eerst kunnen we ons nog eens uitleven op Comic Con Gent op 8 en 9 juli en op Comic Con Antwerp op 24 september.
Nog niet zo lang geleden trokken we naar Gent voor Beauty and the Beast, de musical. Gisteravond gingen we alweer naar de Arteveldestad voor een andere musical: Chaplin. Het gaat om een Vlaamse bewerking (vertaald door Stany Crets) van de Broadwaymusical uit 2012, met muziek en lyrics van Christopher Curtis.
Als kersverse aandeelhouders van Musical Rainbows (Beleggen in cultuur? Een slimme zet!) hadden we een uitnodiging gekregen. Voorafgaand aan de voorstelling werden we eerst getrakteerd op een presentatie door Music Hall-oprichter Geert Allaert (over Musical Rainbows, de tax shelter, en een voorstelling van de producties voor het komende seizoen), met daarna een hapje en een drankje.
Enige tijd geleden kwam Musical Rainbows in het nieuws met een uitgebreide publireportage op Kanaal Z: deze coöperatieve biedt privé-personen (gemikt wordt op cultuur- en vooral musicalliefhebbers) de mogelijkheid om te investeren in de Vlaamse musical. Dat zagen we wel zitten, vooral omdat er niet alleen een mooi belastingvrij dividend beloofd wordt, maar de intekenaars ook af en toe uitgenodigd zullen worden om een gratis voorstelling bij te wonen. De intekenperiode loopt nog steeds, maar de intekenaars van het eerste uur worden nu alvast verwend met een voorstelling van Chaplin of Evita.
We waren erg benieuwd naar Chaplin, een musical over het leven van de beroemde Charlie Chaplin. We volgen Charlie vanaf zijn armoedige kinderjaren in Londen tot het hoogtepunt van zijn carrière, wanneer hij de beroemdste filmmaker ter wereld is.
De titelrol is voor Nordin De Moor, die het personage van Chaplin op meesterlijke wijze neerzet. Ook de rest van de cast getuigt van bijzonder veel talent. De zangkunsten van Roel Vanderstukken (Charles’ broer Sydney) zijn ietsje minder, maar Goele De Raedt schittert dan weer als Hedda Hopper.
Verder zijn er interessante decorwissels, en een groot bioscoopscherm waarop af en toe een combinatie wordt vertoond van beelden uit de Chaplin-films (met de échte Charlie Chaplin) en nieuw opgenomen zwart-witbeelden van de musical-acteurs (met Nordin De Moor als Chaplin). Het live orkest blijft voor het grootste deel van de tijd verborgen achter de coulissen, maar tijdens één scène schuift het decor open en maakt het orkest gewoon deel uit van de actie op het podium.
Kortom, we hebben weer bijzonder genoten van deze voorstelling. Music Hall heeft de wereldwijde rechten verworven op deze musical, en de voorstellingen in Gent waren previews. Men gaat bekijken of er eventueel nog een en ander aan verbeterd kan worden, en later wil men de musical ook in andere landen uitbrengen. We wensen hen daarbij alvast erg veel succes toe.
Sedert de overname van Lucasfilm door Disney in 2012, worden de Star Wars-fans weer flink verwend. Ondertussen zijn er al twee nieuwe bioscoopfilms (Episode VII – The Force Awakens en Rogue One: A Star Wars Story), en er zijn nog meer films in de maak. Eind dit jaar komt er alweer een uit.
In de Amerikaanse Disney-parken kenden ze al langer de Star Wars Weekends, en dit jaar is er ook voor het eerst in Disneyland Parijs een seizoen dat volledig aan Star Wars gewijd is: het Season of the Force, dat plaatsvindt van 14 januari tot 26 maart 2017 in het Walt Disney Studios Park (het tweede park van Disneyland Parijs). Na een paar keer uitstel om allerlei verschillende redenen, kon ik vorig weekend eindelijk weer eens die kant uit.
Er worden verschillende shows opgevoerd op een centraal podium, met o.a. Darth Vader, Darth Maul, Kylo Ren, Chewbacca, C-3PO, R2-D2 en Captain Phasma. Er patrouilleren stormtroopers door het park en ’s avonds wordt de dag afgesloten met een grootse projectie op de gevel van het Hollywood Tower Hotel gecombineerd met filmbeelden op een groot LED-scherm, (laser)licht- en geluidseffecten, muzikaal begeleid door de overbekende filmmelodieën van John Williams.
In het Disneyland Park (het eerste park van Disneyland Parijs) kwam vorig jaar al een nieuwigheid uit de States overgewaaid: de Jedi Training Academy, waarbij jonge padawans zich kunnen inschrijven voor een training tot Jedi, om daarna deel te nemen aan een show in het Videopolis Theater, waarbij ze de confrontatie met niemand minder dan Darth Vader aangaan.
Nog in het Disneyland Park zijn momenteel verbouwingen bezig in en om de Star Tours-attractie. Die attractie bestaat al sedert de opening van het park in 1992 en wordt nu omgebouwd tot Star Tours 2 met een nieuwe ride, een grotere shop en een meet-and-greet-locatie waar je Star Wars-figuren zult kunnen ontmoeten. Ook de nabijgelegen Space Mountain krijgt een Star Wars-make-over en wordt omgevormd Hyperspace Mountain.
Je merkt het: de Star Wars-fans worden flink verwend door Disney. Wanneer Star Tours en Hyperspace Mountain open gaan, zal ik Disneyland Parijs nog eens met een bezoekje moeten vereren. Het park wordt volgende maand overigens 25 jaar, wat gevierd zal worden met onder andere een gloednieuwe parade, een nieuw avondspektakel en een nieuwe show. Ook wie niet zo van Star Wars houdt, zal zich daar dus absoluut niet vervelen...
Via de link hieronder kun je een selectie van mijn foto’s van afgelopen weekend bekijken.
Hidden Figures past mooi in het rijtje van recente biopics die iets met wiskunde, wetenschap en technologie te maken hebben, mijn favoriete onderwerpen dus. Zo werden we een paar jaar geleden al getrakteerd op biografieën van Alan Turing (The Imitation Game) en Stephen Hawking (The Theory of Everything). De namen van de hoofdpersonages uit Hidden Figures zijn echter niet zo bekend als Turing of Hawking. Daar wil deze film, meer dan terecht, iets aan veranderen.
In Hidden Figures draait het om Katherine Johnson, Dorothy Vaughan en Mary Jackson, drie wetenschapsters die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ruimtewedloop in de begindagen van de NASA. Dat bijna niemand tot voor kort van deze dames had gehoord, heeft een reden: het gaat om Afro-Amerikaanse vrouwen, in een tijd dat zowel vrouwen als kleurlingen nog als minderwaardige wezens werden beschouwd (en zowat alle blanke Amerikanen dat doodnormaal vonden). Ze wisten zich echter, uiteraard niet zonder tegenkantingen, op te werken binnen een milieu dat bijna uitsluitend uit blanke mannen bestond, in een periode waarin in de Verenigde Staten nog de rassensegregatie van kracht was.
Dat laatste kunnen we ons nauwelijks nog voorstellen, maar mijn iets minder jonge lezers kennen het beslist nog van Zuid-Afrika, waar de apartheid pas in 1990 werd afgeschaft. In de Verenigde Staten maakte de Civil Rights Act al in 1964 een eind aan de segregatie. Voor die tijd hadden kleurlingen aparte scholen, aparte restaurants en kantines, aparte plaatsen achterin de bus en aparte toiletten. Pas in 1967 werd het verbod op gemengde huwelijken opgeheven, een jaar voordat in de Star Trek-aflevering Plato’s Stephchildren de eerste interraciale kus op de Amerikaanse televisie vertoond werd.
Deze film vertelt het verhaal van Katherine Johnson (Taraji P. Henson), Dorothy Vaughan (Octavia Spencer) en Mary Jackson (Janelle Monáe), die alle drie bij de West Area Computing Unit werkten in het Langley Research Center van NASA. De Unit bestond uitsluitend uit Afro-Amerikaanse vrouwen. In een tijd dat er nog nauwelijks computers waren, deed men op hen een beroep om allerlei berekeningen uit te voeren.
De berekeningen die nodig zijn om een ruimtetuig met succes in een baan om de Aarde te brengen, zijn niet eenvoudig. Om dat voor elkaar te krijgen, waren nieuwe rekenmethodes nodig, en het was uiteindelijk Katherine Johnson die met de oplossing op de proppen kwam.
Hidden Figures is verplicht voer voor iedereen die geïnteresseerd is in de begindagen van de Amerikaanse ruimtevaart. We krijgen de Mercury Seven-astronauten te zien, windtunneltesten met de Mercury-capsule, de ruimtevlucht van John Glenn, en historische beeldfragmenten van o.a. JFK’s Moon Speech uit 1962 en de splashdown van Gus Grissoms Liberty Bell.
Voor een wetenschaps- en ruimtevaart-geïnteresseerde als ik is deze film bijzonder boeiend om te zien. Kers op de taart komt wanneer de IBM-computer zijn intrede doet in het tweede deel van de film. Die computer neemt een heel lokaal in beslag, wordt gevoed door ponskaarten, spuwt massa’s listings op kettingpapier en wordt geprogrammeerd in Fortran. Toen ik in het begin van de jaren ’80 informatica studeerde (ja, zo oud ben ik dus al), ging het er nog bijna exact op die manier aan toe. Op het gebied van computers is er de laatste decennia heel snel en heel veel vooruitgang gemaakt. Het is bijna onvoorstelbaar dat de smartphones waarmee we vandaag allemaal rondlopen stuk voor stuk krachtiger computers zijn dan de computers die de NASA gebruikte om een raket naar de maan te sturen!
De film is niet helemaal historisch accuraat, maar dat kan de pret niet derven. Immers: al in 1958, bij de overgang van NACA (National Advisory Committee for Aeronautics) naar NASA (National Aeronautics and Space Administration) werd de segregatie binnen de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie afgeschaft. De film geeft desalniettemin een bijzonder goed beeld van de tijdgeest.
Ook mooi meegenomen: er zijn nog enkele bekende acteurs in belangrijke bijrollen, met name Kevin Costner, Kirsten Dunst, Jim Parsons en Mahershala Ali. Vooral Parsons (gekend als de onnavolgbare Sheldon Cooper in The Big Bang Theory) is geknipt voor de rol van hoofdingenieur van de Space Task Group.
Hidden Figures heeft al enkele awards in de wacht gesleept en is genomineerd voor drie Oscars, waaronder die voor beste film. In de vroege uurtjes van 27 februari weten we of die nominaties verzilverd kunnen worden.
Hij speelt al enige tijd in de bioscopen: Rogue One: A Star Wars Story. Ondertussen heb ik ’m drie keer gezien, twee keer in een gewone bioscoopzaal en een keer in IMAX-3D, wat een ronduit fantastische kijkervaring was. Voor meer over IMAX verwijs ik je naar mijn artikel van 12 januari. Vandaag wil ik het vooral over de film zelf hebben.
Na heel wat jaren zonder nieuwe Star Wars bracht Disney (die in 2012 Lucasfilm heeft overgekocht) eind 2015 het langverwachte vervolg uit: Star Wars Episode VII: The Force Awakens. Hoewel de verhaallijn misschien iets te veel leek op de originele Star Wars uit 1977 (Episode IV: A New Hope), waren de meeste fans laaiend enthousiast. Disney’s motieven mogen dan naar alle waarschijnlijkheid overwegend van commerciële aard zijn, de fans zijn maar al te blij met de overname. Disney beloofde immers om voortaan ieder jaar voor een nieuwe Star Wars-film te zorgen. Het vervolg op Episode VII mogen we eind 2017 in de zalen verwachten, en ondertussen kregen we eind 2016 dus Rogue One als kerstcadeau.
Rogue One: A Star Wars Story is de eerste van de anthology-reeks: verhalen die zich afspelen in het Star Wars-universum, maar die niet passen in het rijtje van Episodes uit de Star Wars-saga. Op dit moment zijn er al plannen voor een tweede en een derde anthology-film rond de figuren van Han Solo en Boba Fett. We zullen de komende jaren dus flink verwend worden. Dank je wel, Disney!
Rogue One vertelt hoe de rebellen de plannen van de beruchte Death Star weten te bemachtigen en speelt zich af net voor de gebeurtenissen van A New Hope. We weten dus eigenlijk al bij voorbaat dat de rebellen in hun opzet zullen slagen, maar je weet wat er gezegd wordt: de reis is belangrijker dan de bestemming. En wat voor reis!
In heel wat opzichten is deze film een bijzonder geslaagde Star Wars-film. Heel wat fans en critici spreken over de beste Star Wars sedert 1980 (waarmee verwezen wordt naar de erg gesmaakte Episode V: The Empire Strikes Back), of over ‘een prequel zoals een prequel hoort te zijn’ (waarmee men aangeeft deze film veel meer te appreciëren dan de eerdere fel bekritiseerde prequels, Episodes I, II en III).
Hoewel... In de loop van 2016 had men ons toch eventjes bang gemaakt met berichten over de vele reshoots die nodig waren om de film te ‘redden’. De doemberichten bleken volledig onterecht. Rogue One is een bijzonder geslaagde film geworden, en bevat, net als Episode VII, heel wat leuke extraatjes voor de fans van het eerste uur.
Zo heeft men een aantal personages uit A New Hope op een wonderbaarlijke manier terug tot leven gewekt. Het meest uitgewerkte personage is dat van Grand Moff Tarkin, in 1977 vertolkt door de ondertussen overleden acteur Peter Cushing. Als je niet beter wist, zou je bij het zien van Rogue One denken dat de acteur uit de doden is opgestaan en in de tijd is teruggecatapulteerd, want hij ziet er in deze film net hetzelfde uit als 40 jaar geleden. Deze wonderbaarlijke wederopstanding heeft men voor elkaar gekregen door een aantal zaken op een slimme manier te combineren. In Rogue One wordt het personage van Tarkin gespeeld door de Britse acteur Guy Henry, die een beetje op Cushing gelijkt en vooral heel goed zijn stem kan imiteren. Henry heeft de acteerprestatie van Cushing in A New Hope goed bestudeerd om zijn personage zo geloofwaardig mogelijk neer te zetten. Via CGI (computer-generated imagery) werd Cushings gezicht over dat van Henry geplakt, en het resultaat is verbluffend! Het CGI-model van Cushings hoofd is gebaseerd op een afdruk die in 1984 van hem is gemaakt voor de film Top Secret. Dat men zo’n afdruk had om te scannen, was een meevaller, waardoor de CGI-Tarkin bijna niet te onderscheiden is van de Tarkin van vlees en bloed.
Later in de film zien we twee X-Wing-piloten (Red Leader en Gold Leader) die we kennen uit A New Hope. Voor deze personages werd met ongebruikte beelden uit 1977 gewerkt. Maar de kers op de taart komt helemaal aan het einde van de film, wanneer de buitgemaakte plannen van de Death Star overhandigd worden aan niemand minder dan Princess Leia. Een jaar geleden zagen we nog een oudere Princess Leia in The Force Awakens, maar het einde van Rogue One speelt zich af net vóór A New Hope, dus moest Leia, net als Tarkin, eruit zien zoals in 1977. Ook hier werd gewerkt met de combinatie van een actrice en CGI. De scène duurt maar enkele seconden, maar laat een erg emotionele indruk na, die nog versterkt wordt door het onverwachte, schokkende nieuws dat we in de laatste dagen van 2016 kregen: het nieuws van het overlijden van Carrie Fisher, de actrice die Princess Leia in de eerdere Star Wars-films vertolkte. Fisher zal eind dit jaar nog te zien zijn in Episode VIII, waarvoor de opnames al waren afgerond.
Rogue One is de eerste Star Wars-film die niet begint met de traditionele ‘opening crawl’ (de inleidende tekst die aan het begin van alle andere films over het scherm scrolt). Wellicht heeft men ervoor gekozen om de anthology op die manier te onderscheiden van de saga. Het is ook de eerste Star Wars-film waarvoor de muziek niet door John Williams werd gecomponeerd. Williams, die ook de muziek voor tal van andere films schreef, werd wereldberoemd met zijn score voor Star Wars.
De filmcomponist die Rogue One van muziek voorzag, is Michael Giacchino, natuurlijk ook geen onbekende. Ook Giacchino heeft ondertussen een indrukwekkend oeuvre opgebouwd en is bijzonder productief. In 2016 alleen al verzorgde hij de scores bij Zootopia, Star Trek Beyond, Doctor Strange en Rogue One. John Williams is en blijft mijn topfavoriet, maar ook Michael Giacchino is een bijzonder getalenteerd componist, die ik erg waardeer. Voor Rogue One heeft Giacchino erg zijn best gedaan om in dezelfde stijl van Williams te blijven. Hij heeft heel goed naar zijn voorganger geluisterd, en zijn muziek voor deze film klinkt echt als ‘Star Wars’. Hier en daar gebruikt hij cues uit de Star Wars-scores van John Williams, zoals enkele noten uit Leia’s Theme op het moment wanneer senator Bail Organa (Leias stiefvader) voor het eerst in beeld komt.
De hoofdrol in Rogue One (Jyn Erso) wordt vertolkt door Felicity Jones, een opkomende jonge actrice die al een indrukwekkende filmografie op haar naam heeft staan. Een tijdje geleden zagen we haar nog als sidekick van Robert Langdon (Tom Hanks) in Inferno en als Jane Hawking in The Theory of Everything, een rol die haar een Oscarnominatie opleverde. Andere bekende namen in de cast zijn Forest Whitaker als Saw Gerrera, James Earl Jones als de stem van Darth Vader, Mads Mikkelsen als Galen Erso, en Alan Tudyk (die we nog kennen van Firefly en Serenity) als de geherprogrammeerde keizerlijke androïde K-2SO. Er is ook een heel klein rolletje voor Anthony Daniels als C-3PO, die daarmee de enige acteur is die in alle acht Star Wars-films tot nu toe heeft meegespeeld.
Dat ik Rogue One nog maar drie keer gezien heb, komt natuurlijk doordat ik ook nog een leven buiten Star Wars heb en doordat er dezer dagen nog andere films in de bioscoop draaien, die ik óók wou zien. Zo ben ik tussen mijn Rogue One-bezoeken door ook nog naar Fantastic Beasts, Arrival en Passengers gaan kijken. Zoals steeds zie ik nu al vol ongeduld uit naar de blu-rayrelease.
Voor een van de eerste blogjes van dit jaar stort ik me al meteen op een ‘zwaar’ onderwerp: zwaartekrachtsgolven. Eerder deze week heb ik daarover een bijzonder boeiende lezing bijgewoond van Steven Bloemen van de Radboud Universiteit in Nijmegen (voorheen verbonden aan de K.U. Leuven). Bloemen is een van de vele co-auteurs van het beroemde Physical Review Letters-artikel waarmee in februari vorig jaar de allereerste waarneming van zwaartekrachtsgolven werd gepubliceerd.*
Sinds de algemene relativiteitstheorie van Einstein uit 1915 wisten we al dat er zoiets als zwaartekrachtsgolven moest bestaan, maar dat ze nu ook voor het eerst effectief waargenomen konden worden, mag zonder blozen dé wetenschappelijke revelatie van het jaar genoemd worden. Het artikel werd gepubliceerd in februari 2016, maar de waarnemingen zelf werden al in september 2015 gedaan, bijna exact 100 jaar nadat Einstein met zijn algemene relativiteit op de proppen kwam. Mooi meegenomen, toch?
Dat het zo lang geduurd heeft, heeft te maken met het feit dat het waarnemen van gravitatiegolven spitstechnologie van de bovenste plank vereist. Pas nu zijn we in staat om de extreem nauwkeurige detectoren te bouwen, die het uiterst zwakke effect kunnen waarnemen.
Maar wat zijn zwaartekrachtsgolven nu precies? Het zijn letterlijk rimpelingen in de ruimtetijd. Ze ontstaan in principe telkens wanneer een object zich in de ruimte beweegt, maar in het gros van de gevallen zal dat geen enkel meetbaar effect opleveren. Dat wordt pas het geval wanneer erg zware massa’s zich heel snel door de ruimte bewegen. Zoals we uit de relativiteitstheorie weten, veroorzaakt elke massa een plaatselijke kromming van de ruimtetijd, net zoals een zware bowlingbal een ‘put’ maakt in het oppervlak van een trampoline. Die kromming is des te groter, naarmate de massa zwaarder is. Zo veroorzaakt de Aarde een bepaalde kromming, en de zon (die veel zwaarder is) een veel grotere kromming. Het is overigens die kromming, die ervoor zorgt dat de planeten in een baan om de zon blijven draaien (en manen of satellieten om de planeten). We kunnen die kromming of verstoring niet zien, maar we ervaren ze als zwaartekracht.
Een zwaartekrachtsgolf is nu zo’n verstoring van de ruimtetijd, die zich met de lichtsnelheid doorheen het universum voortplant. Overal waar zo’n zwaartekrachtsgolf voorbijkomt, worden afstanden tijdelijk wat korter en daarna weer langer. Alles wat door zo’n zwaartekrachtsgolf getroffen wordt, wordt dus als het ware eerst een beetje samengeperst en daarna weer uitgerokken. Maar het effect is bijzonder klein – de lengteverandering die de detector moet kunnen waarnemen, is kleiner dan de diameter van een proton! – en dus erg moeilijk te meten. Jij en ik zullen er bijgevolg niets van merken.
Voor het detecteren is bijzonder gesofisticeerde apparatuur nodig. De detectoren waarmee de ontdekking gedaan werd, zijn twee instrumenten van het Laser Interferometer Gravitational-wave Observatory (LIGO) in de Verenigde Staten. Ze werken met 4-kilometer lange tunnels waar laserstralen doorheen gestuurd worden. Ik bespaar je de details, maar het hoeft geen betoog dat het meten van zo’n kleine verandering een bijzonder grote technologische uitdaging is. Er zijn bovendien heel wat mogelijke storingsbronnen, die een effect op de metingen kunnen hebben. Denk maar aan aardbevingen (zelfs aan de andere kant van de Aarde), de beweging van de oceanen langs de kusten en menselijke activiteit, zoals voorbijrijdende voertuigen. Voor al die storingen wordt zo veel mogelijk gecompenseerd, en de ontdekking werd uiteindelijk bevestigd door de resultaten van twee aparte LIGO-detectoren op enkele duizenden kilometers afstand van elkaar (eentje in Livingston, Louisiana en eentje in Hanford, Washington) met elkaar te vergelijken. Enkel bij signalen die door beide detectoren worden waargenomen, kan men plaatselijke stoorzenders uitsluiten.
Interessant wordt het, wanneer twee erg zware objecten op heel korte afstand (en bijgevolg erg snel) om elkaar heen draaien, bijvoorbeeld twee neutronensterren, of twee stellaire zwarte gaten, of een neutronenster en een zwart gat. Doordat ze zwaar zijn en snel bewegen, zenden ze meetbare zwaartekrachtsgolven uit. Die kun je vergelijken met de golven op het oppervlak van een vijver, wanneer je er een steen in gooit (maar dan in drie dimensies in plaats van in twee). Door het uitzenden van die golven verliezen de objecten overigens energie, waardoor ze elkaar steeds dichter naderen en uiteindelijk met elkaar zullen versmelten. Zo’n cataclysmische gebeurtenis veroorzaakt dan weer een gigantische verstoring van de ruimtetijd, waarbij gedurende korte tijd erg sterke zwaartekrachtsgolven uitgestuurd worden. Na de versmelting doven de golven snel uit.
Dát hebben de onderzoekers in september 2015 gemeten: een signaal dat afkomstig is van de laatste momenten in het leven van twee om elkaar heen draaiende zwarte gaten, tot vlak na het moment dat ze met elkaar versmelten.
Ondertussen zijn er nog meer signalen gemeten en worden in Europa en in Azië nieuwe detectoren gebouwd. In de (niet zo verre) toekomst zullen betere detectoren meer en zwakkere signalen kunnen ontvangen. Over afzienbare tijd wil men ook detectoren in de ruimte bouwen. Die hebben het grote voordeel dat ze geen last hebben van lokale aardse storingsbronnen, en de ‘armen’ van de detector kunnen, in plaats van 4 km, wel een miljoen km of langer zijn (door de laserstralen tussen verschillende satellieten heen en weer te sturen). Dat moet tot veel meer en veel nauwkeuriger waarnemingen leiden.
Hiermee wordt een totaal nieuw venster op het universum geopend. Tot nu toe verkregen astronomen en kosmologen hun informatie nagenoeg uitsluitend uit het verzamelen van licht (fotonen) door middel van telescopen. Licht moet hier ruimer geïnterpreteerd worden dan het zichtbare licht dat mensen kunnen waarnemen. De kleuren in het zichtbare licht komen overeen met verschillende frequenties van de lichtgolven. Daarnaast bestaat er ook licht met hogere en lagere frequenties, die we niet met onze ogen kunnen zien, maar die we wel met onze instrumenten kunnen opvangen. Zo is er infrarood licht en ultraviolet licht, maar ook radiogolven, gammastraling en microgolven zijn vormen van licht.
Zwaartekrachtsgolven zijn van een heel andere orde. Ook zwaartekrachtsgolven komen, net als lichtgolven, in een spectrum van verschillende frequenties. Hiermee kunnen we informatie verkrijgen over objecten in het heelal die we met licht niet kunnen zien. Licht wordt immers tegengehouden door bijvoorbeeld stofwolken, maar zwaartekrachtsgolven gaan overal doorheen, ze laten zich door niets of niemand stoppen. We staan dus aan het begin van een geheel nieuw tijdperk in de wetenschap. Astronomen zullen dankzij waarnemingen van zwaartekrachtsgolven ongetwijfeld tal van nieuwe dingen over het universum kunnen leren. Net als een blinde die voor het eerst in zijn leven kan zien!
Allemaal goed en wel, leuk voor die astronomen, maar heeft dat ook enig praktisch nut voor de samenleving, vraag je je misschien af. Dat zal nog moeten blijken, maar de kans is bijzonder groot, als je ’t mij vraagt. Ook bij de relativiteitstheorie stelden mensen zich indertijd die vraag. De meeste mensen zullen het wellicht niet beseffen, maar het is bijvoorbeeld dankzij onze kennis van de relativiteitstheorie dat de gps in je wagen of in je smartphone werkt. Aan het aardoppervlak is de ruimtetijd namelijk sterker gekromd dan in de hoge baan waarin de gps-satellieten om onze planeet draaien. Daardoor – en door de grote snelheid, waarmee ze bewegen – moeten hun klokken gecorrigeerd worden, en dat kun je alleen maar op de juiste manier doen als je de formules van de relativiteitstheorie toepast. Stel dat we geen kennis zouden hebben van relativiteit, dan zouden onze gps’en al na korte tijd afwijkingen van tientallen of honderden meters vertonen en dus compleet onbruikbaar zijn!
Wie weet tot welke technologische doorbraken zwaartekrachtsgolven zullen leiden? De spitstechnologie die momenteel ontwikkeld wordt voor een betere detectie ervan, zal vermoedelijk al snel interessante spin-offs voortbrengen.
Ik heb het al vaker gezegd, en ik blijf het herhalen: wat leven we toch in boeiende tijden!